Stekken kun je het beste volgend voorjaar doen, als hij gaat uitlopen.
Je neemt een stek met twee knopen: twee bladparen zeg maar. Het onderste bladpaar verwijder je en de “knoop” die dan overblijft, komt diep in de aarde. Het bovenste bladpaar maakt net contact met de aarde: de blaadjes moeten boven de grond komen. Van de bovenste twee blaadjes laat je er maar ééntje zitten. Dat beperkt de verdamping, hij heeft immers nog geen wortels.
Gebruik een ongeglazuurde, aardewerken pot en vul met cocospotgrond of speciale stekgrond. Gebruik stekpoeder om rotting tegen te gaan en beworteling te versnellen (heeft elk tuincentrum). Zet alle stekken langs de rand van de pot, mag er best strak tegenaan gezet worden. Gebruik een plastic zak om de luchtvochtigheid te verhogen, maar dan moet je wel regelmatig controleren of het niet gaat schimmelen. In het voorjaar zet ik ze gewoon zó, zonder zak, in de schaduw.
Vergeet niet te gaan mesten als ze gaan groeien!
Gemakkelijker is “afleggen”. Je laat de stek dan als het ware aan de plant zitten. Je leidt een scheut naar een pot, en verwijdert twee blaadjes, die knoop leg je zo goed mogelijk onder de grond in je pot, bijvoorbeeld met een ijzeren pinnetje of steentje er op om hem vast te houden. En dan maar wachten tot hij daar wortel schiet, en daarna pas afsnijden van de moederplant.